donderdag 24 december 2020

Familie Smaniotto

Ik weet niet veel over mijn voorouders van vaders kant, wie ze waren, waar ze vandaan kwamen, wanneer ze in Marter kwamen wonen, en waarom. Dat ze arm waren is zeker: volgens sommige verhalen woonden zij in een schuur of kelder bij een boer in de buurt waar ze later een huis konden kopen met geleend geld. Hoe ze het terug konden betalen heb je kunnen lezen in het verhaal over mijn vader.
Wat ik weet, uit een document van het bevolkingsregister, is dat mijn overgrootvader Pietro heette, geboren werd op 05-01-1856 en gestorven is op 24-12-1935. Hij was getrouwd met Tomasi Annunziata. Over haar zijn helemaal geen gegevens bekend.

Op deze foto van circa 1908, gemaakt in Buchs (Zwitzerland) zien we Pietro met zijn vier dochters: links staat Elisa, geboren 19-02-1892, overleden 27-11-1938, 46 jaar oud. Zij was 20 jaar toen mijn vader geboren werd. Zij was niet getrouwd en is naar mijn weten nooit getrouwd geweest. Zij heeft nog een dochter gekregen in Liechtenstein, maar mijn vader heeft nooit geweten dat hij nog een halfzus had. Tweede van links is Rosina (Rosa) geboren 21-02-1885, overleden 21-10-1942. Zittend is Annunziata (Luzia), 16-07-1891/19-04-1964. Zij was getrouwd en zij woonde in Vaduz (Liechtenstein). Zij en haar man Johan Ospelt kwamen elke jaar vakantie houden bij ons in Marter. Ze waren heel erg lief, in mijn herinneringen. Zij hebben kinderen gekregen, maar daar weet ik bijna niets over. Maria, rechts, is in 1887 geboren en in 1940 overleden. Zij was niet getrouwd.

Er waren meer kinderen in dit gezin, een dochter: Carolina - in 1888 geboren en in 1891 overleden. Martino, een zoon, in 1890 geboren en enkele maanden later overleden. Er was ook nog een zoon, Giuseppe, de eerstgeborene, geboren op 09-09-1883 in Bludenz (Oostenrijk). Van hem is niets bekend, behalve dat hij zwerfde in de wijde wereld. Al die kinderen, behalve Rosina die in Marter geboren is, zijn in Hall (in de buurt van Innsbruck - Oostenrijk) geboren. Dus de familie moet lange tijd in die streek gewoond hebben.

Uittreksel bevolkingsregister Familie Smaniotto

Een oude foto van de familie van Giovanni Battista Stefenon (zittend rechts), met zijn vrouw Rosina (Rosa) Smaniotto (zittend links) gedateerd 24 februari 1935. Ze poseren met hun zes dochters. Zij hadden ook een zoon, maar die is enkele dagen na de geboorte overleden. Van links naar rechts de dochters Annunziata, Ida, Fiorentina, Maria, Erminia en in het midden, zittend, Lina.

Copyright © Pierino Smaniotto - 24-12-2020   

maandag 31 augustus 2020

Gatti - Katten

Katten, in ons huis waren altijd katten. Gewone boerderijkatten in allerlei kleuren, met verschillende karakters en gewoontes. Maar altijd lief en knuffelbaar.

Mijn moeder was echt een kattenmens, mijn zus en ik ook wel. De katten waren vrij om te gaan en staan waar ze wilden. Ons huis was omringd door akkers en weilanden, ook vlakbij het bos. De katten gingen, zeker 's nachts, naar buiten. Soms bleven ze lang weg en na weken kwamen ze terug, mager en hongerig. Blij om ons weer te zien. Helaas kwam en kat soms niet terug, vooral in het jachtseizoen. In die tijd jaagde bijna iedereen in het dorp, ze schoten op alles wat bewoog... Verder hadden onze katten, behalve van de hond van de buren, niets te vrezen. We hebben katten met opmerkelijke gewoontes gehad. Katten die graag koffie dronken bij ons ontbijt, katten die overal mee liepen met ons. Het leukste wat ik me kan herinneren waren de katten die gek waren op chocola. We kregen wel eens van familie uit Zwitserland lekkere chocola. Zelf hadden wij nooit chocola, dus dat was een feest. Maar mijn moeder was heel erg zuinig mee, we kregen allemaal een stukje en de rest werd verstopt. De twee katten hadden er ook van mogen proeven, ze vonden het erg lekker. Mijn zusje en ik zochten overal naar de lekkere chocolade, maar konden niets vinden. De katten konden het wel vinden. Het lag in de linnenkast, ik opende de deur en ja hoor, op de plank onder het linnengoed was de chocolade. Mij zus, de katten en ik, wij namen stiekem een stukje. Natuurlijk ontdekte mijn moeder dit, gaf ons er van langs, en verstopte de chocola opnieuw. En de katten vonden het weer, nu in een lade van de kast. Maar wij durfden er niet meer aan te komen. Zo kregen we nog lange tijd een lekkere stukje chocola, en de katten natuurlijk ook. 

Mijn moeder heeft, ook toen alleen was, altijd een kat in huis gehad. Een fijne huisgenoot die veel gezelschap en rust gaf.

Ook nu hebben wij twee mooie, lieve katten. Thea en ik genieten echt van ze. 

Op de foto: Mijn moeder met 3 katten bij ons stukje land. 

zondag 16 februari 2020

Mijn vader Enrico

 
Mijn vader is overleden toen ik 6 jaar oud was en mijn herinneringen aan hem zijn vaag en beperkt tot de periode waarin hij ziek was. Als klein kind besefte ik niet wat er aan de hand was, maar ik wist wel dat hij pijn had, veel pijn. Nog steeds denk ik aan hem. Ik had hem zo graag willen kennen. En toen ik jong was zijn hulp en raad willen hebben. Nu, na zoveel jaren, heb ik de behoefte om over hem te schrijven, Enrico was zijn naam. Het zijn episodes van zijn leven waarover ik ooit van oud dorpsgenoten en van mijn moeder gehoord heb. Maar het is geen vrolijk verhaal.
Hij is op 30 december 1912 in Innsbruck (Oostenrijk) geboren. Zijn moeder Elisa (op de foto samen met haar zus Maria), voor zover bekend is, werkte in Oostenrijk, samen met haar zussen, om het huisje dat zij samen met hun vader Pietro in Marter (een dorp in Valsugana – Trentino) hadden gekocht, te kunnen betalen. In die tijd hoorde die streek ook bij Oostenrijk.
De kleine Enrico had wel een vader, maar officieel was de vader onbekend. Helemaal onbekend was hij ook weer niet. Maar hij had de pech dat hij in militaire dienst zat toen de eerste wereldoorlog begon in 1914. Hij werd naar het front gestuurd en men zegt dat hij al in de eerste dagen van de oorlog gesneuveld is. En zo bleven moeder en kind alleen achter. In 1915 verklaarde Italië de oorlog aan Oostenrijk, en voor de familie was het niet meer mogelijk naar het dorpje in Valsugana terug te gaan. Daar lag namelijk de grens tussen de twee landen en iedereen werd geëvacueerd en in kampen ver weg in Oostenrijk gebracht. Het is aannemelijk dat de hele familie, Elisa en haar zoon, haar zussen en hun vader Pietro, in redelijk veilige omstandigheden in Liechtenstein konden blijven bij een van de zussen, Lucia, die daar woonde en getrouwd was met lieve man uit dat land.
De kleine Enrico werd na de oorlog aan zijn opa toevertrouwd, die terug ging naar Marter. Daar kon hij naar school en werd hij door zijn opa zo goed als hij kon, grootgebracht. Elisa en haar zussen bleven achter om te werken om de schulden te kunnen betalen. Ik weet niet veel van die jaren, en hoe het contact met zijn moeder was. Maar Enrico was een gewoon kind van zijn tijd en hij kon ook wel eens kattenkwaad uithalen. Zoals toen hij klompen aan de start van de enige geit die ze hadden vastgebonden. Het arme beest raakte in paniek en vluchtte weg. De geit werd uiteindelijk gevonden aan de overkant van het dal. Ik kan mij wel voorstellen dat zijn opa hem een flink pak slaag gegeven heeft. Dit verhaal heb vak gehoord, met veel gelach, van een van zijn oude vrienden. Helaas is mij niets bekend over hoe zijn jeugd geweest moest zijn. Wanneer zijn opa Pietro dood ging weet ik ook niet. Zijn moeder is in 1938 overleden, 46 jaar oud. Volgens sommige oud-bewoners van het dorp was mijn vader als volwassene een rustige en lieve man. Na de militaire dienst is hij, net als zoveel streekgenoten, gaan werken in Duitsland (het latere Oost-Duitsland) als landarbeider bij een grote boerderij. 

Mijn vader rechts op de foto, in Duitsland
Daar heeft hij Maddalena ontmoet, die samen met haar ouders ook werkte op de boerderij. Zij werd verliefd op die sterke en lieve man. Zij was jong, mooi en vrolijk en hij beantwoordde haar liefde. Zij zouden gaan trouwen, maar eerst nog werken en sparen. Helaas kwam er weer een oorlog. Door een verdrag tussen Italië en Duitsland kon mijn vader in Duitsland blijven werken, anders had hij in het leger gemoeten. Hij heeft hard moeten werken op de landerijen in het latere Oost-Duitsland. Maar hij heeft het overleefd. Toen het daar te gevaarlijk werd, probeerde hij Duitsland te verlaten. Volgens de verhalen werd hij door een vrouwelijke soldaat van het Russische leger geholpen. Hoe de relatie met haar was, weet ik niet, maar hij bewaarde een mooie foto van haar.
Hij kwam terug in Italië, levend en wel, maar was nu straatarm. Al het Duitse geld dat hij had gespaard bleek na de oorlog waardeloos te zijn geworden. Hij vond werk in de steengroeve in Marter. Op zaterdagen, na het werk, pakte hij zijn fiets en fietste hij naar Prade, het dorp van zijn geliefde, zo’n 70 km verder en met zware beklimmingen. Op zondagavond ging hij terug naar zijn huis.
In 1946, in de lente, konden zij eindelijk trouwen, nog arm maar gelukkig.
Volgens mij moeder was hij heel lief: een bijzondere man die alles voor haar deed. In 1947 ben ik geboren, drie jaar later mijn zusje. Zij kreeg de naam van mijn oma Elisa. Ik kreeg de naam van allebei mijn opa’s Pietro.
Het waren moeilijke jaren kort na de oorlog, maar mijn vader had werk en een beetje grond om wat aardappelen en groentes te verbouwen, net genoeg om van te leven. Helaas was wat zo mooi had kunnen zijn, opgroeien in een gezin met een lieve moeder en vader, mij niet gegund. Mijn vader kreeg kanker en op een woensdag, 23 september 1953, is hij overleden na een langdurig en pijnlijk ziekbed.
Meer dan een halve eeuw is voorbij gegaan, maar ik zie het nog voor mij: mijn vader stervend op bed, mijn moeder huilend en schreeuwend, de naam van mijn vader roepend. De buurmensen in de kamer, biddend, terwijl zij mijn moeder probeerden te kalmeren. Totdat iemand aan mij en mijn zusje dacht en ons meenam naar hun huis. Ik was zes jaar, de dag erna speelde ik gewoon met vriendjes, niet echt bewust dat ik nu geen vader meer had. Ik ben naar mijn vader gaan kijken om afscheid te nemen, maar dat had ik eigenlijk niet moeten doen. Hij lag op zijn bed opgebaard, bloemen en kaarsen om hem heen. Hij had een net pak aan, maar zijn ogen waren bedekt. Ik vond het heel eng en wou direct weggaan. Jaren later hoorde ik dat zijn ogen, nadat hij gestorven was, waren opengebleven.  Mijn moeder had iedereen, tot haar latere spijt, belet om hem aan te raken, en daarna lukte het niet meer om zijn ogen te sluiten. Een bevriend verpleger wou toch iets doen, waarschijnlijk hechten, maar mijn moeder wou daar absoluut niets van weten.

Daarom werden zijn ogen bedekt met gaasjes.
Dat laatste beeld van mijn vader ben ik nooit vergeten.    
Samen op de foto - in 1950

zaterdag 16 november 2019

Santa Lucia (Heilige Lucia van Syracuse)

Sinterklaas is weer in het land en als je de stapels reclame folders bekijkt, zal hij vast veel kado's brengen aan alle lieve kinderen. Ik herinner me mijn eerste kennismaking met de Heiligman (1971), ik werkte pas kort in het ziekenhuis en er zou een pakjesavond georganiseerd worden. Er werden liedjes gezongen en de spanning steeg. Plotseling stormden een aantal donkere mannen met veel kabaal binnen. Mijn nieuwe collega's vertelden mij dat dit zwarte pieten waren. Toen kwam Sint Nicolaas binnen. Ik stond perplex, ik begreep niet alles wat er werd gezegd, maar gezellig was het wel. Ik mocht ook bij de Sint komen en kreeg cadeautjes. 
Voor mij was dit nieuw, in Italië wordt ook aan Sint Nicolaas gedaan, maar anders en niet overal. In de streek Trentino, waar ik vandaan kom is dit de Heilige Lucia (Santa Lucia), die op 13 december cadeautjes bij de kinderen brengt. Mijn herinneringen gaan terug naar het jaar waarin ik 6 jaar was. Het was een trieste dag, 2 maanden eerder stierf mijn vader aan een slopend pijnlijk ziekbed. Van die dagen zie ik alleen maar afschuwelijke beelden voorbij gaan, mijn vader dood op het bed, mijn moeder huilend en schreeuwend in het zwart gekleed... Toch lagen er op 13 december wat kleine cadeautjes klaar voor mij en mijn jongere zus. De jaren daarna werden beter en het feest van Santa Lucia werd goed gevierd. Het was leuk, wij moesten een briefje aan de Heilige schrijven. Natuurlijk waren wij lief geweest, misschien niet altijd, maar wij beloofden beter ons best te doen in de toekomst. Natuurlijk vroegen wij ook kadootjes, niet veel, de Heilige Lucia was arm vertelde mijn moeder. Op de avond voor 13 december werd een bord met tarwe of maïsmeel voor de ezel van Santa Lucia klaar gezet. Daar de briefjes bij en dan vroeg naar bed. Eindelijk 13 december, vlug opstaan en snel gaan kijken. Ja hoor, Santa Lucia was langs geweest. De ezel had de bloem opgegeten en nu lagen op het bord mandarijntjes, pinda's, wat snoep, een boekje, sokken en soms speelgoed. Inderdaad de heilige was dit jaar arm... Maar mijn zusje en ik waren heel erg blij, mandarijnen en pinda's kregen we anders nooit, laat staan nieuw speelgoed. Maar in die tijd was de Heilige echt arm, ook bij de andere kinderen in het dorp liet ze maar weinig achter.
Maar het mooiste van de Heilige Lucia, werd ons verteld, was dat zij bij sommige kinderen die het beter hadden ook iets voor ons had achtergelaten. Mijn zus en ik begrepen toen niet waarom dit zo was, maar leuk was het wel. Hier wat chocola, daar een kleurboekje en soms een pop voor mijn zusje en een bal voor mij...

*********************************************************
De Heilige Lucia van Syracuse (een stad op Sicilië) leefde (volgens de traditie) tussen 283 en 304, en werd gedood tijdens de christenvervolging.
Keizer Diocletanius regeerde toen.

Op de afbelding: Santa Lucia 
Schilder : Francesco del Cossa (1436 - 1487)
Bron: WIKIPEDIA




Copyright © Smaniotto - Bekers - 16-11-2019

zondag 13 augustus 2017

De schat van de Tor Quadra

Aan de rand van het dorp van Novaledo, langs de weg van Levico richting Borgo Valsugana, zien we de opvallende ruïne van twee torens. Ze werden rond de XIIIe eeuw gebouwd, ter bescherming van een belangrijke oude weg.

Ruïne van de Tor Quadra a Novaledo, Italië. Natuurlijk bestaan er over ruïnes veel mysteries en legendes. En ja hoor, ook over de “Tor Quadra” is er een verhaal.

Natuurlijk bestaan er over ruïnes veel mysteries en legendes. En ja hoor, ook over de “Tor Quadra” is er een verhaal.
Ik heb deze versie kort geleden gehoord, toen ik logeerde bij mijn zus. We waren met de hele familie aan het eten in de tuin. Van hieruit zagen we de toren.
Er liepen een paar mensen rond de toren, waarschijnlijk toeristen. Iemand aan tafel zei: ‘Ze zijn vast de schat aan het zoeken’. Ik vroeg: ‘Welke schat?’ Ook anderen wisten niet wat er bedoeld werd, dus men vertelde het verhaal.

- Lang geleden, er waren nog geen auto’s en mobieltjes, de mensen van het dorp waren nog arm maar gelovig, en iedere zondag ging men braaf naar de kerk.
Ook wat kinderen gingen, op een zondag ochtend, richting het kleine armoedige kerkje van Novaledo, om de heilige mis voor de kleintjes bij te wonen.
Onderweg, in de buurt van de Tor Quadra, zagen zij een klein, grappig mannetje, in het rood gekleed. Nieuwsgierig keken de kinderen naar hem.
Het mannetje lachte vriendelijk en vroeg: ‘Waar gaan jullie zo vroeg in de ochtend naar toe?’
‘Naar de kerk’ antwoordden ze.
‘Ach, sla de kerk maar een keertje over, ik heb iets mooiers voor jullie. Een grote schat. Als jullie willen tenminste’.
De kinderen twijfelden, als ze niet naar de kerk gingen werd de pastoor zo boos. En thuis kregen ze zeker een draai om hun oren van hun ouders.
Maar een schat, een berg goud…
Dat is verleidelijk voor arme kindertjes met altijd honger, groot gebracht met kastanjes en polenta. Soms met wat melk en een stukje kaas.
Dus zij gingen het mannetje achterna.
Bij de toren aangekomen, veegde hij met zijn handen wat aarde van een steen, die hij daarna verplaatste. Eronder zat een luik, dat maakte hij open.
De kinderen zagen een steile trap naar beneden, best eng. Maar het mannetje was erg vriendelijk en hij hielp ze. Eindelijk aan het einde van de lange trap gekomen, diep onder de grond, moesten zij nog door een donkere gang.
Dan opeens veel licht, wat een glinstering.
In een grote ruimte zagen zij overal goud, zelfs de polentapan was van goud!
Wat waren de kinderen blij!
Nu konden zij voor het hele dorp eten en kleren kopen, misschien zelfs wel schoenen en…… opeens was het mannetjes verdwenen.
Toen zagen zij, tussen het goud, twee glinsterende rode ogen! Angstaanjagend!
Oh jee, daar kwam, brullend, een enorme bok te voorschijn, met grote horens, Hij was lelijk en erg boos, het schuim stond in zijn bek.
‘De duivel, de duivel!’ schreeuwden de kinderen. ‘Snel, weg hier’.
Ze renden zo hard ze konden, door de gang, de trap op, totdat ze eindelijk buiten waren.
En ze renden nog harder naar hun ouders.
Binnen de kortste tijd wisten alle dorpelingen wat er gebeurd was.
Al dat goud onder de grond! Maar de vreselijk bok dan?
Hier wisten ze wel raad op.
Met stokken, hooivorken en messen gingen ze richting toren. De slimste van het dorp nam voor de bok een geit mee. Dan konden zij, dacht hij, als de bok met de geit bezig was, vlug het goud weg nemen.
Maar waar was de ingang van de tunnel?
Hoe lang zij ook zochten, zij konden hem niet vinden. De kinderen probeerden aanwijzingen te geven, maar er was niets te zien. Nergens was een spoor, het gras lag er netjes bij.
Iedereen ging mopperend terug naar huis.
Sommigen geloofden het verhaal van de kinderen, anderen dachten aan een kwajongensstreek. Maar de ingang is, voor zover we weten, nooit gevonden.


Zelfs vandaag, zie je nog mensen rond de toren lopen zoeken. Onopvallend, bang om uitgelachen te worden, maar ze zoeken voort. Tevergeefs.



Copyright © Pierino Smaniotto - 13-08-2017

vrijdag 18 maart 2016

Pasen

Pasen is een belangrijk christelijk feest vooraf gegaan door de Goede Week. Een week met veel rituelen in de kerk, zoals Palmpasen en Goede Vrijdag.
Ik ben katholiek opgevoed, dus ik herinner me in die week de lange liturgische diensten, alles in het Latijn, onbegrijpelijk, triest en saai. En de kerkbanken waren erg hard.
Maar met Pasen was het feest. De kerkklokken luidden overal, de kerk was mooi versierd met bloemen. Bijna alle dorpelingen waren aanwezig tijdens de mis. In de katholieke kerk was er een gebod om met Pasen de Heilige Communie te ontvangen, wat dus ook iedereen deed.
Na de dienst begon op het kerkplein de echte pret. Wel liepen veel mannen snel naar het café, maar de kinderen, jongens en ook wat volwassenen bleven op het kerkplein. Ze haalden hardgekookte, gekleurde eieren uit hun zakken en tassen. De eieren werden op de grond tegen de muur van de kerk gezet en om de beurt probeerde men, vanaf een bepaalde afstand een ei met een munt te raken. De munt moest wel in het ei blijven steken, lukte dit dan had je het ei gewonnen.
Dit was een leuk, terugkerend schouwspel en er werd fanatiek gespeeld.
Hygiënisch zal het niet geweest zijn, maar de eieren werden daarna toch nog opgegeten.
Wat oudere mannen en vrouwen deden een ander spel. Zij probeerden het hardgekookte ei van de tegenstander kapot te krijgen door er met het eigen ei tegenaan te tikken. Ook dan won je het kapotte ei.
Mij is het nooit gelukt, met de eerste tik was mijn ei al stuk.
De eieren werden gekleurd met natuurlijke grondstoffen, zoals uien, kruiden, thee, koffie, wijn enz.
Sommige vrouwen konden dit heel erg goed en hun eieren waren heel mooi en glanzend. Mijn moeder was niet zo goed in deze technieken, zij gebruikte stukjes harde textielverf. Dat was misschien niet zo gezond, maar wel veel gemakkelijker. En we hadden zo ook mooie, gekleurde eieren.
Een andere Paas traditie was, en is nog steeds, elkaar chocolade eieren kado te geven. Grote en kleine eieren, wel hol van binnen, en dan met een surprise erin. In mijn kindertijd kreeg ik alleen goedkope kleine eitjes, maar de surprise zat erin. Die was het belangrijkst.
De chocolade eieren zijn in de loop van de tijd steeds groter geworden, mooier ingepakt. Ook lieten mensen, tegen betaling natuurlijk, een kostbaar geschenk in het ei doen.
Toen was er geen paashaas in het dorp, die eieren verstopte. Nu is de paashaas, "il coniglietto" (konijntje) ook daar aangekomen en verstopt men ook eieren voor de kinderen.
Hier in Nederland heb ik met veel plezier ook eieren voor mijn kinderen verstopt.
Eieren beschilderen deden we ook, soms echte kunstwerken.
Helaas is het door de afstanden, ieders verplichtingen nu niet gemakkelijk meer om allemaal samen te komen om eieren te beschilderen. Soms lukt dit nog wel, zoals in 2014, met de kleinkinderen van Thea.
Ze vonden het leuk en hebben het heel goed gedaan. Zelf Maro, onze Maine Coon kat, was diep onder de indruk... 

Copyright © Pierino Smaniotto & Thea Bekers

dinsdag 9 februari 2016

Facchino

Een gedeelte van mijn jeugd heb ik in internaten doorgebracht.
Toen ik ongeveer 16 jaar was, leerde ik voor kleermaker in het internaat. Maar de kleermakerij werd gesloten.
Er volgde felle discussies en ruzies met de directeur, maar ze konden geen goede andere opleiding geven. Dus ik verliet het internaat.
Zonder diploma, zonder  opleiding, op straat. Wij waren arm, er was geen geld om een andere opleiding te volgen.
Dus ik moest werk zoeken. Maar hoe?
In het internaat leerden wij bidden en nog eens bidden en hoe zondig de buitenwereld kon zijn, maar hoe zou het echte leven zijn?
Mijn moeder kon mij niet helpen, zij was nog steeds in de rouw om haar overleden echtgenoot. Toen miste ik mijn vader heel erg, een vader die mij raad kon geven, een vader die mij de weg kon wijzen.
Het werk in de mijnen en de steengroeve was te zwaar voor mij.
Toen ben ik in de kranten bij de advertenties gaan zoeken.
Er werd wel personeel in hotels gevraagd, ook voor "facchino". Ik had geen idee wat voor werk dat was, maar ik solliciteerde toch.
Het antwoord kwam snel, ik kon meteen beginnen, ergens aan het Gardameer. Het salaris was niet hoog, maar ik kreeg kost en inwoning.
Dus de koffer ingepakt en op reis. Na uren met de trein en bus ben ik toch op mijn bestemming gekomen.
Het was een leuk hotel, niet groot en met jong personeel. Het werk was wel zwaar, ik moest de bagage uit de auto's halen en met de gasten naar de kamer brengen. Ook moest ik de kamer en gangen schoonmaken. En wel eens achter de balie de gasten helpen.
Veel vrije tijd had ik niet, maar ik voelde me goed en bovendien werkte ik samen met een leuk kamermeisje. Ook waren de gasten aardig en gul met fooien.
Daar werd ik voor het eerst verliefd en vond dat de wereld nog niet zo slecht was. Ik werd verliefd op een van de meisjes die in de eetzaal werkten. Zij heette Annamaria. Wij gingen, in ons vrije tijd, samen uit. Ik was te verlegen om tegen haar te zeggen dat ik van haar hield.
De maanden gingen snel voorbij. Ontelbare koffer heb ik gesjouwd, dagelijks ongeveer 23 kamers schoongemaakt en de vloeren in de was gezet. Ook hielp ik de kamermeisje met het opmaken van de bedden.
Dit was een mooie zomer, maar hij ging voorbij. Eind september was het hotelseizoen afgelopen en werd het tijd om afscheid van de leuke collega's te nemen en helaas ook van de mooie Annamaria.
Dit deed mij veel pijn, maar het was niet anders. Zij ging terug naar haar eigen dorp ver weg en ik weer naar mijn dorpje in de bergen.
Er was geen werk in de buurt, dus ik ging in andere hotels werken.
Bij deze hotels trof ik het slechter, ze gingen niet goed met personeel om. De huisvesting en het eten waren slecht, wij moesten hard werken en waren nooit vrij.
Daardoor kwam ik steeds in conflict met de eigenaars, waarop ik vertrok en weer in een ander hotel ging werken. Soms kreeg ik mijn salaris niet uitbetaald, maar ik ging toch, weer in een ander hotel.
Waarom weet ik nu eigenlijk ook niet, misschien wilde ik nieuwe steden zien, dingen ontdekken, meer mensen ontmoeten.
En ook de leuke kamermeisjes die er werkten. Maanden werkten we samen, allemaal waren we ver van huis. De meesten waren ongetrouwd, zonder vriend. En als ze een vriend hadden, was die ver weg.
Ik kon goed met ze overweg, was behulpzaam en betrouwbaar.
Elke keer werd ik weer verliefd, weer voor een seizoen, dan op Leslie, op Laura, op Valentina... En na elke seizoen weer het verdriet van het afscheid nemen.
Wel bleven we elkaar brieven schrijven, liefdesbrieven, maar ik wist wel dat het niets zou worden.
En dan weer op weg naar een ander hotel, weer op stap met mijn koffer, in de hoop dat er ooit een einde zou komen aan dat gereis.
Maar dan die keer in een hotel aan het Lago Maggiore. Werk van maart tot september, in een groot, wel oud hotel. Het werd gerund door een Nederlands echtpaar, zo goedkoop mogelijk.
En de jonge meisjes? Hier waren ze niet!
Ik heb die maanden met een wat ouder kamermeisje samen gewerkt. Zij was wel lief en wij hebben altijd goed samen gewerkt.
Maar toen kwam er een jonge vrouw uit Nederland werken. Ze sprak Spaans en na een tijdje ook wat Italiaans. Ik weet niet wat ze in mij zag, maar praatte graag met mij en ging met mij uit in onze vrije tijd.
En door haar was dat het laatste jaar dat ik in een hotel heb gewerkt.
Ik was weer verliefd, maar deze keer ging zij met mij mee naar mijn dorpje. Ik vond vast werk en wij zijn gaan trouwen. 
Hoe wij dan in Nederland terecht kwamen? Misschien vertel ik dat wel een andere keer.

Lago Maggiore vanaf de de Botanische tuin "Alpinia" op 800 meter hoogte.

Copyright © Pierino Smaniotto & Thea Bekers

dinsdag 26 januari 2016

De slang

Ik was met mijn zusje van drie jaar buiten aan het spelen. Eigenlijk moest ik op haar passen en dat was niet altijd even leuk, want ze was een kattenkop.
Wat er op een dag gebeurde vergeet ik niet! Ze bleef maar aandacht vragen. Ze bleef maar zeggen dat ik moest gaan kijken. Ik begreep alleen maar dat ze een "vork" zag. En ja hoor, zij had het goed gezien.
Uit een gaatje in de natuurstenen muur van ons huis was de kop van een slang te zien.
Ik schrok me rot, riep mijn moeder. Zij kwam direct en begon te schreeuwen. Zij was heel erg bang voor slangen. Mijn vader lag erg
ziek in bed, hij hoorde het geschreeuw. Die arme man stond op, kleedde zich snel aan en kwam naar buiten.
Hij pakte een pikhouweel en probeerde een paar stenen uit de muur te hakken. Intussen waren, door het geschreeuw van mijn moeder, de buren komen kijken. Eindelijk lukte het, met veel moeite, om wat stenen los te krijgen. De slang viel eruit. Iedereen probeerde hem te pakken, maar hij was te snel en ging er vandoor in een gat in de muur aan de andere kant van de weg.
Mijn arme vader ging terug naar bed, mijn moeder werd gekalmeerd door de buren. De slang was niet gevaarlijk en zou heus niet terugkeren. Die dag had de slang geluk, als ze hem te pakken hadden gekregen, hadden ze hem zeker gedood.
In die streek zijn in de natuur verschillende soorten slangen, maar alleen de adder is giftig. In die tijd werden voor alle zekerheid alle slangen gedood, veel mensen waren bang voor ze.
Maar bij ons huis zagen we een lange tijd geen spoor meer van de slang. Intussen overleed mijn vader, mijn moeder probeerde, verdrietig en huilend, zo goed mogelijk voor ons te zorgen.
Maanden later werd ons huis goed schoongemaakt en de muren en plafonds gewit. Een groep vriendinnen van mijn moeder hielpen mee. Het grote kookfornuis werd verplaatst. Mijn moeder zag dit en begon ineens te schreeuwen. Zo hard dat je het vast aan de andere kant van het dorp kon horen.
Ik zag een vriendin iets uit een spleet van de vloer pakken. Het was de vervelde huid van een slang. Toen mijn moeder kalm was, gingen ze verder met de grote schoonmaak. De buurman repareerde de vloer.
Wij wisten dat de slang ergens onder de vloer of tussen de dikke muren zat.
Er gebeurde lange tijd niets, niemand dacht er nog aan dat wij een huisgenoot hadden.
Maar jaren later, op een mooie zomerse dag, hoorde ik mijn zusje gillen en mijn moeder nog harder. Ik was in mijn slaapkamer, dacht dat er iets met mijn zus gebeurd was en ging snel kijken. Bij de open voordeur bleven die twee maar schreeuwen en ik zag buiten op straat een mooie slang van anderhalve meter lang. Hij kroop rustig verder en verdween in een muur aan de andere kant van de straat.
Van mij had de slang mogen blijven, maar een van onze katten dacht er anders over. Die slang eet ook muizen... Tot mijn grote verbazing lukte het die kat, nog in die zomer, om de slang te vangen. Ik zag de kat, met de kronkelde slang in de bek, rennen naar de hooizolder van de buren. De buurman vond dit natuurlijk niet leuk, hij wilde echt geen slang in zijn hooi en rende de kat achterna.
Eindelijk kon hij de slang van de kat afpakken. De slang was half dood gebeten en werd uit zijn lijden verlost. Sinds die tijd hebben nooit meer een slang in de buurt van ons huis gezien.
Eerlijk gezegd heb ik zelden slangen gezien, de meesten waren al dood. Maar mijn moeder zag ze vaak en overal. Gelukkig kon ze zich later beter beheersen en schreeuwde dan niet meer zo. Behalve als een van de katten af en toe een kleine slangetje naar huis brachten, dan sloeg de paniek weer toe en moest ik de prooi snel weggooien.
En de katten? Je kon zien wat zij dachten: "Ondankbaar schepsel! We brengen je een kado en jij laat weggooien. Weet je niet hoeveel moeite wij hebben moeten doen om die te vangen!"


Ter illustratie: Esculaapslang
Bron: WIKIPEDIA
Foto: Felix Reimann 

vrijdag 15 januari 2016

Rome, mijn droom...

In Italië ben ik in mijn jeugd in internaten verbleven, ver van huis. Opgesloten in ommuurde gebouwen verlangde ik naar mijn kleine dorp, de vrije natuur, mijn moeder en familie en vriendjes. Dag in en dag uit steeds naar de kerk om te bidden, 's morgens en 's avonds. Inderdaad bidden! Al die internaten werden door religieuze nonnen en priesters geleid.
Een van die internaten had als stichter een bijzondere priester, die in de eerste helft van 1800 arme kinderen onderdak en scholing gaf. Zijn volgelingen hadden graag gezien dat deze goede man heilig verklaard zou worden. Maar om door de katholieke kerk heilig verklaard te worden moet je wel wonderen verrichten. Dus, wij kinderen, moesten elke dag bidden dat God deze priester een wonder liet doen. Ik had toen geen idee van het geloof en wonderen, maar ik deed wel mee samen met al die kinderen, bidden en nog eens bidden, zo hard als wij konden. En als die priester heilig verklaard zou worden, zouden wij allemaal een paar dagen naar Rome mogen om dat te vieren! En dat wilden we allemaal wel.


Rome, de hoofdstad van Italië. Wij wisten door de lessen op school al veel van deze stad, maar om hem in het echt te kunnen zien, was een droom. Dan de heilige Vader de Paus te kunnen zien en de enorme Sint Pieterskerk, al die pracht en praal, een heerlijk droom... Helaas hebben we waarschijnlijk toch niet hard genoeg gebeden, er kwam maar geen wonder, dus ook geen Rome.
Nu zijn er alweer 50 jaar voorbij, die ene priester is nu Zalig, maar nog steeds niet heilig. Zelf ben ik nog nooit in Rome geweest, een van mijn dochters wel, jaren geleden op een schoolreis. Kort geleden vroeg ik haar hoe zij Rome ervaren heeft. Veel herinneringen had zij er niet aan, oh ja, de Paus had ze wel gezien, maar ze had meer interesse in de knappe jonge Italianen op het Sint Pietersplein gehad. En op mijn verbaasde reactie: "Het was maar een studiereis, pa!"

PS - In 2016 is Lodovico Pavoni door Paus Franciscus toch heilig verklaart.


Copyright © Smaniotto - Bekers

donderdag 14 januari 2016

Dolomieten - Val di Fassa

Tijdens een wandeling op de Duivelsberg, een mooie heuvel in de buurt van Nijmegen, dacht ik aan de bergen van Trentino. Dit is de streek in Italië waar ik ben geboren. Niet dat ik heiwee heb, de omgeving van Nijmegen is prachtig, ik voel me hier thuis. Maar ik ben toch foto's, die ik gemaakt heb van de bergen in Trentino, gaan zoeken. En ik kwam een aantal dia's tegen van een prachtige streek in de Dolomieten, namelijk de Val di Fassa (Fassa vallei). Als jongeman heb ik daar enkele maanden in een hotel gewerkt. Het werk was zwaar, met weinig vrije tijd. Maar in die kostbare vrije tijd genoot ik van de prachtige natuur in de omgeving. En jaren later ging ik tijdens een vakantie met mijn dochters naar een hotel in Canazei, een toeristisch dorpje aan het einde van de vallei. Daar hebben we prachtige wandelingen gemaakt, steeds hoger, langs beekjes en bloemenweiden. De uitzichten op de Dolomieten: Gruppo del Sella, Sassolungo, de Marmolada, waren adembenemend! Moe en voldaan genoten we 's avond van de lekkere maaltijden in het hotel. Canazei is nog steeds een mooi dorp op 1500 meter hoogte. Het is wel druk in het toeristische seizoen, vooral in de winter is het een ideale plaats voor de wintersport liefhebbers, vanwege de vele skimogelijkheden. Ook wordt in deze streek een bijzondere taal gesproken, het Ladino, een oud Reto-Romaanse taal. Gelukkig spraken ze ook Italiaans, want voor ons waren ze anders niet te verstaan. Wij hebben echt genoten van die mooie vakanties. De eerste keer was in 1983, wij logeerden in Hotel Rita. Ik vergeet nooit hoe vriendelijk de eigenaar was, een bijzondere man. Jaren later, in 1990, gingen wij terug naar dit hotel, dat nog steeds door de dezelfde familie werd gerund. Maar die bijzondere man zag ik niet meer, toen hoorde ik dat hij was overleden...


Copyright © Smaniotto - Bekers